Vluchten toen
Op maandagochtend 25 september 1944 krijgt de bevolking van Kerkrade te horen dat ze onmiddellijk moet vertrekken.
Huis aan huis komt de politie vertellen dat de stad binnen vier uur leeg moet zijn. Waarom de Duitse commandant hiertoe opdracht geeft, wordt nooit helemaal duidelijk. Is het eigenbelang, zodat er geen verzet van binnenuit kan plaatsvinden? Of is het een daad van medemenselijkheid, om de burgers niet langer in gevaar te brengen?Als enige in de geschiedenis voert de uittocht niet naar bezet gebied, maar naar het al bevrijde heuvelland.
Tijdens de afgesproken wapenstilstand is slechts één weg open, de stad uit. Als de stoet na uren lopen in bevrijd gebied is aangekomen, slaat alsnog het noodlot toe. In Imstenrade slaan granaten neer in de groep. Dagelijks vuurt een eenheid vanuit Duitsland op gezette tijden richting Nederland, om de geallieerden te laten weten dat ze nog steeds aanwezig zijn. Ook die dag, zich waarschijnlijk niet bewust van de tienduizenden mensen die hier dan de oversteek maken. 13 doden en vele gewonden zijn het gevolg.
Vluchten nu
De VN Vluchtelingenorganisatie UNHCR becijferde medio 2023 dat 110 miljoen mensen op de vlucht zijn voor oorlog en geweld. Dat is een verdubbeling in 10 jaar tijd. 4 op de 10 vluchtelingen is jonger dan 18 jaar.
Als mensen hun land of regio moeten ontvluchten, wacht ze een lange, zware weg vol gevaren. Veel vluchtelingen belanden in een buurland op straat of in een tentenkamp. De vluchtelingen die naar Europa reizen, maken de oversteek vaak in bootjes die niet geschikt zijn voor zo’n gevaarlijke tocht. Bijna 4000 mensen worden in 2023 als dood of vermist geregistreerd op de Middellandse Zee. Het werkelijke aantal ligt hoger, want veel bootjes vergaan zonder dat iemand het merkt. Naar schatting verdronken tussen januari 2014 en december 2021 bijna 30.000 mensen tijdens de overtocht. Ook de landroutes zijn niet zonder risico. Vluchtelingen zijn vaak afhankelijk van mensensmokkelaars en overgeleverd aan criminele bendes die hen slecht behandelen en uitbuiten.
Heeft u zelf een vluchtverhaal?
Heeft u verhalen, foto’s, films of andere materialen over de evacuatie van Kerkrade of over de opvang in het heuvelland in 1944?
Bent u als vluchteling naar Nederland gekomen en wilt u uw verhaal delen?
Wat heeft die gebeurtenis met u of uw familie gedaan?
Wij maken uw ervaringen graag toegankelijk voor een breed publiek.
Neem contact op wanneer u meer wilt weten of wilt deelnemen aan dit project.
Jan Werrij deelde zijn verhaal, hoe hij als 7-jarige hoorde dat ze moesten vertrekken:
“Ergens eind september, werd er ’s morgens in alle vroegte op de voordeur gebonsd. “Opstaan, opstaan jullie moeten weg”, werd er door een mannenstem in het Nederlands geschreeuwd. Het hele huis uiteraard in rep en roer. Mijn vader was er niet en ik had geen idee waar hij was. We hadden hem al een paar dagen niet meer gezien noch gehoord, dus nam moeder het heft in handen en nadat ze ons huilende kleintjes naar de keuken had gestuurd, opende ze dapper de voordeur.
In de deuropening verscheen een Nederlandse politieagent, vergezeld door een Duitser, die moeder duidelijk maakte, dat ze zo snel mogelijk wat spullen moest pakken en uit huis moest. Wij werden Kriegs ‘Unicef- Spergebied en moesten evacueren. Daar sta je dan als vrouw alleen met drie kleine kinderen, met het bevel het huis zo snel mogelijk te verlaten.
De paniek die toen heerste, kan ik me nog goed herinneren, snel werden de meest noodzakelijke spullen in een paar kussenslopen geknoopt en we moesten een driedubbele laag kleding aantrekken. De gevulde kussens werden over de fiets van mijn vader gehangen en samen met onze directe buren van rechts, verlieten we, als een stel worsten, ons pand.
Voor de deur moesten we nog een tijdje wachten, voordat de mensenstroom op gang kwam. Later hoorde ik dat dit noodzakelijk was omdat de Duitsers de mijnen die ze onder onze straat gelegd hadden, tijdelijk weghaalden.”
Commandant aan het woord
Beluister hier een bijzonder fragment van een interview met de politiecommandant Geeraedts
en een inwoonster over de nacht van de evacuatie.
Herkomst: Archief omroep L1, Limburg Bevrijd (1995), datum interviews onbekend.
Sjef Smeets woonde in Chevremont-Kerkrade en noteerde later zijn herinneringen aan de evacuatie:
“s Morgens om 07.00 uur was het verzamelen op en bij de markt in het centrum…”
“Door, steeds maar door,
steeds maar verder,
altijd maar door”
Gedicht van Wim Heijmans,
gepubliceerd in “Kerkrade evacueert”
Beluister “Wieër” hier (J. Handels / W. Heijmans).
Uitvoerenden: Saskia van der Meer, met het koor en orkest van Kriek.
Herkomst: CD “Wieër ummer wieër”
Saleh is een Syrische jongen, die in Gulpen woont. Hem werd gevraagd of hij op school iets wilde vertellen over de oorlog daar en waarom ze nu hier wonen. Dat wilde hij niet, maar hij wilde het wel opschrijven. Samen met de begeleider van het Taalcafé hebben ze het verhaal uitgetypt.
De aanleiding voor de film
Wiel Klinkenberg was de aanleiding voor het maken van de film. Hij vertelde zijn verhaal een aantal jaar geleden aan zijn nichtje de filmmaakster, haar zus en moeder. Daarbij kwam een overweldigende stroom emoties vrij. Het aanvankelijke idee om hem de hoofdpersoon te laten zijn van de film, moest losgelaten worden na de eerste opnames. De herinneringen bleven hem achtervolgen. Hij was erg emotioneel en kon er niet van slapen. Gelukkig had de zus van de filmmaakster zijn interview al uitgewerkt in een verhaal.
Wiel vlak na de oorlog
“Ik was negen jaar. We waren met acht kinderen toen, want Trees en Enny waren nog niet geboren. Pap liep op krukken, want die had een ongeluk in de mijn gehad. Mijn oudste broers Hans en Peet werden gecommandeerd om toezicht op pap te houden, te zorgen dat hij niet achter bleef. Nel lag in de kinderwagen, daar ging eten bovenop, Joep en Martien hielden zich elk aan een zijde van de kinderwagen vast en Gerard bovenop het plankje achter de kinderwagen. Billa en ik liepen achter de kinderwagen en mam duwde de wagen. Ik moest een zware koffer meesjouwen.”
“We kwamen toen langs het Mariakapelletje bij Hambos. Ik weet nog dat mijn moeder daar uitriep: “Mijn God, wanneer komen we terug? Waar gaan we heen? Is ons huis er nog als we terugkomen?”
Modder en granaten
“We waren net goed op weg, toen het heel hard begon te regenen. Het had sowieso veel geregend en de straten waren moeilijk begaanbaar door de modder. Pap zakte daar steeds in weg met zijn krukken, en moest dan weer overeind worden geholpen. We waren met 30.000 mensen onderweg, in de modder. We liepen naar Ubachsberg en toen naar Trintelen. In die holle weg bij Ubachsberg zijn we door de Duitsers beschoten. Je hoorde de granaten overvliegen. Pap zei: “Als je de granaten hoort, hoef je niet te bukken, dan zijn ze al over.” Er zijn toen ook mensen getroffen, die bleven liggen, er waren een hoop doden en gewonden.
Tegenwoordig zie ik die hele weg weer voor me. Maar dat is pas later gekomen. Met de jaren komen dingen weer terug.
Toen we aankwamen hadden we geen zolen meer onder de schoenen, het regende, je moest je laten vallen. Ook de kinderwagen ging onderweg kapot, een wiel reed ervan af dus die had nog maar drie wielen. Het wiel zelf was er nog, maar er was een pinnetje kapot. Ik was aan het prutsen daarmee, mijn moeder die hield die wagen vast. Maar, langs de weg lagen verschillende kinderwagens die kapot waren en achtergelaten waren en zo heb ik die wagen kunnen repareren. En we moesten weer verder. Zo maakte je van alles mee onderweg, die details. Als je als kind gewonde mensen onder dekens zag liggen langs de weg, met bloed, dat is allemaal emotie. Je krijgt ook veel angst als kind.
1000 mensen in een schuur
Het was inmiddels donker aan het worden en we konden dus niet verder. Daar bij Trintelen was een schuur van een boer die was ingericht om de evacués onderdak te bieden. Beneden lagen gewoon de koeien en daarboven op zolder waren slaapplaatsen voor de evacués. Het was daar lekker warm binnen, maar er was geen plaats meer, alles was bezet, die schuur lag helemaal vol met mensen. Maar omdat pap op zijn krukken echt niet verder kon, mochten we toch blijven. Boven was stro, zodat je warm kon liggen. Pap kon met zijn gebroken benen de ladder niet op. Wij lagen boven en pap en mam onderaan de trap”
“Ik mis mijn cultuur”
Veel Eritrese jongens en meisjes ontvluchten hun land vanwege de dienstplicht. Deze duurt officieel 18 maanden, maar in de praktijk meer dan 10 jaar. De meeste mensen komen uiteindelijk niet op de arbeidsmarkt, maar in het leger terecht. Deserteurs en dienstweigeraars worden wreed bestraft en familieleden lopen gevaar te worden opgepakt. Je mag het land niet verlaten zonder toestemming van de autoriteiten – en bijna niemand krijgt die. Wie het illegaal probeert, kan worden neergeschoten.
Rstam
Rstam (18) vertrok op zijn 14euit Eritrea.
“Je toekomst is donker. De meeste mensen, 80-90%, worden soldaat. Je wil meer weten en meer leren. Maar als je in Eritrea blijft, leer je niks. Er is geen andere oplossing dan weggaan.”
Rstam vertrok midden in de nacht, met drie jongens en drie meisjes naar Ethiopië. Urenlang liepen ze door het donker. Hij reisde steeds mee met anderen. Via Ethiopië naar Soedan. Daar werden ze opgepakt en twee maanden opgesloten in het donker. Toen naar Libië, samen met heel veel andere Eritreeërs. Twee uur te voet, daarna met auto’s. Ze moesten betalen, maar omdat hij nog zo klein was, hoefde dat niet. Ze doorkruisten de Sahara, op een wagen, met veel te veel mensen opeengepakt. “Je moest je goed vasthouden, want als je eraf zou vallen…” zou dat je einde betekenen.
In Libië werd hij ook opgepakt en drie maanden gevangengezet. “Je moet betalen, maar ik had geen geld en geen telefoonnummer. Sommigen slaan je.” Uiteindelijk kon hij met anderen mee, de gevangenis verlaten. Anderen overleefden het niet.
Ze maakten de oversteek met de boot naar Italië. “Echt gevaarlijk. 500 Mensen op een kleine boot, waar er misschien 80 op passen.” De motor viel uit. Grote paniek. “Iedereen gaat bidden. Wat je geloof ook is.” Gelukkig werden ze gered door een groot schip.
Vanuit Italië ging hij door naar Parijs, België, Brussel. Uiteindelijk kwam hij na een jaar en 3 maanden aan in Nederland, meegereisd met een meisje dat hier familie had. Toen was hij 15 jaar. “Ik dacht altijd aan mijn moeder”.
Rstam studeert nu logistiek en wil graag automonteur worden. Terug kan en wil hij niet, maar “als de dictator weg is, hoop ik ooit naar Eritrea te kunnen gaan, op vakantie of zo… Ik mis mijn cultuur”.
Moeder & Zusjes
De moeder van Rstam, Shinash, en zijn twee zusjes Alim en Delina kwamen later ook naar Nederland. Dat bleek niet zonder gevaar. Het aanbod voor gezinshereniging is maar beperkt geldig. Dus je moet snel naar de ambassade in een ander land voor de papieren.
Zij gingen naar Ethiopië, stiekem het land uit. Twee dagen lopen, een hele lange, steile berg op. Ze hadden geen extra kleren of bagage mee, geen eten, alleen water. Iedereen was bang. Moeder Shinash droomt nog steeds over de berg.
De meisjes vertellen: “Het was heel steil. En het was donker. We moesten heel lang omhoogklimmen, over een heel smal paadje. Twee dagen lang. Alim voorop, dan Delina, daarachter mama. Als je zou vallen, zou je heel lang naar beneden gaan. Wel een uur lang. Dan ga je dood. En je mag geen geluid maken. Als je pijn hebt, mag je niet huilen. We waren heel moe en wilden slapen, maar mama moest wakker blijven.”
Er waren wilde dieren, hyena’s. “We konden geen vuur maken tegen de wilde dieren, want dan zien de soldaten je. Als de soldaten je pakken, moet je naar hun huis. Dat was heel eng. We waren moe, hadden honger en dorst.”
Shinash was zo bang. Ze dacht alleen aan haar zoon Rstam. Na jaren zijn ze eindelijk weer bij elkaar.
Moeder is analfabete, maar volgt nu taalles en naailes. De meisjes zitten in Wijlre op school, op voetbal en zwemles.